10
Verbranding en ademhaling
Feit 1
Je moet
de verbranding bij een kaars kunnen beschrijven.
- Verbranding bij een kaars:
kaarsvet
+ zuurstof -> water +
koolstofdioxide + energie
(brandstof) (verbrandingsprodukten)
- De energie komt vrij en de vorm van licht
en warmte.
Feit 2
Je moet
kunnen beschrijven hoe je koolstofdioxide aan kunt tonen met een indicator.
- Helder kalkwater is de indicator voor
koolstofdioxide.
- Helder
kalkwater wordt troebel als er koolstofdioxide bij komt.
Feit 3
Je moet
de verschillen tussen ingeademde en uitgeademde lucht kunnen noemen.
- Ingeademde lucht
- bevat
veel zuurstof
- bevat
weinig koolstofdioxide
- bevat
weinig waterdamp
- Uitgeademde lucht
- bevat
weinig zuurstof
- bevat
veel koolstofdioxide
- bevat
veel waterdamp
- Ingeademde lucht bevat evenveel stikstof
en evenveel edelgassen als uitgeademde lucht.
Feit 4
Je moet
de verbranding in je lichaam kunnen beschrijven.
- Verbranding in je lichaam:
glucose
+ zuurstof -> water + koolstofdioxide + energie
(brandstof) (verbrandingsprodukten)
- Verbranding vindt plaats in elke cel.
- Verbranding vindt voortdurend plaats,
dag en nacht.
- De energie die vrijkomt wordt o.a.
gebruikt voor het maken van bewegingen en voor het handhaven van je
lichaamstemperatuur.
Feit 5
Je moet
kunnen beschrijven welke veranderingen in je lichaam plaatsvinden bij
lichamelijke inspanning.
- Je energiebehoefte is o.a. afhankelijk
van je lichamelijke inspanning.
- De
benodigde energie komt vrij bij de verbranding.
- Hoe groter de lichamelijke inspanning,
des te meer verbranding vindt er plaats in de cellen.
- De
cellen hebben meer brandstof en zuurstof nodig. In de cellen ontstaan meer
verbrandingsprodukten.
- De
ademhaling gaat sneller: er wordt meer zuurstof opgenomen.
- Het
hart klopt sneller: er wordt meer brandstof en zuurstof naar de cellen
toegevoerd en meer verbrandingsprodukten van de cellen afgevoerd.
- Er
komt meer warmte vrij.
Feit 6
Je moet
in een afbeelding van het ademhalingsstelsel van de mens de delen kunnen
benoemen.
- Neusholte:
- bevat
het reukzintuig.
- Mondholte.
- Keelholte:
- hierin
bevinden zich de huig en het strotklepje.
- Strottehoofd:
- hierin
bevinden zich de stembanden.
- Luchtpijp.
- Bronchiën:
- vertakkingen
van de luchtpijp.
- Luchtpijptakjes:
- vertakkingen
van de bronchiën.
- Longblaasjes.
Feit 7
Je moet
uit kunnen leggen waarom neusademhaling gezonder is dan mondademhaling.
- Neusademhaling is gezonder dan
mondademhaling, omdat de binnenstromende lucht:
- door
het bloed in de bloedvaten van het neusslijmvlies wordt verwarmd;
- door
de neusharen en het neusslijmvlies worden gezuiverd van stofdeeltjes en
ziekteverwekkers;
- door
het neusslijmvlies vochtig wordt gemaakt;
- door
het reukzintuig wordt gekeurd.
Feit 8
Je moet
de stand van de huig en van het strotklepje aan kunnen geven bij het ademhalen,
bij het slikken en bij het verslikken.
- Bij het ademhalen:
- de
huig staat open;
- het
strotklepje staat open;
- lucht
kan van de neusholte naar de luchtpijp stromen en omgekeerd.
- Bij het slikken:
- de
huig sluit de neusholte af;
- het
strotklepje sluit de luchtpijp af;
- voedsel
kan van de mondholte in de slokdarm terechtkomen.
- Bij het verslikken:
- de
huig staat open;
- het
strotklepje staat open;
- voedsel
kan van de mondholte in de neusholte en in de luchtpijp terechtkomen (je gaat
dan hoesten).
Feit 9
Je moet
de kenmerken en de functies van delen van de wand van neusholte, luchtpijp en
bronchiën kunnen noemen.
- Neusharen groeien vooraan in de
neusholte.
- Functie:
tegenhouden van grove stofdeeltjes.
- Het neusslijmvlies dieper in de
neusholte bevat slijmcellen en trilhaarcellen.
- Functie
slijmcellen: produceren van slijm waaraan stofdeeltjes en ziekteverwekkers
blijven kleven.
- Functie
trilhaarcellen: verplaatsen van het slijm naar de keelholte.
- De wand van luchtpijp een bronchiën
bevat kraakbeenringen.
- Functie:
hierdoor staan de luchtpijp en de bronchiën altijd open.
- De binnenwand van luchtpijp en bronchiën
is bekleed met slijmcellen en trilhaarcelllen.
Feit 10
Je moet
kunnen beschrijven hoe in de longen gaswisseling plaatsvindt.
- Zuurstof wordt vanuit de lucht in de
longblaasjes opgenomen in het bloed in de longhaarvaten.
- Koolstofdioxide wordt vanuit het bloed
in de longhaarvaten afgegeven aan de lucht in de longblaasjes.
- Gaswisseling in de longen kan snel
plaatsvinden, doordat:
- de
longblaasjes en de longhaarvaten een dunne wand hebben;
- alle
longblaasjes samen een groot oppervlak hebben.
Feit 11
Je moet
kunnen beschrijven hoe een inademing en hoe een uitademing tot stand komen.
- Bij gewone ademhaling vinden
ribademhaling en middenrifademhaling beide plaats.
- Bij
ribademhaling (borstademhaling) bewegen de ribben en het borstbeen omhoog en
omlaag.
- Bij
middenrifademhaling (buikademhaling) beweegt het middenrif omlaag en omhoog.
Hierdoor gaat de buikwand naar voren en terug.
- Ribademhaling (borstademhaling).
- Inademen:
1 de
ribben en het borstbeen bewegen omhoog;
2 de
borstholte wordt groter;
3 de
longen worden groter;
4 lucht
stroomt naar binnen.
- Uitademen:
1 de
ribben en het borstbeen bewegen omlaag;
2 de
borstholte wordt kleiner;
3 de
longen worden kleiner;
4 lucht
stroomt naar buiten.
-
Middenrifademhaling (buikademhaling).
- Inademen:
1 het
middenrif beweegt omlaag (en de buikwand naar voren);
2 de
borstholte wordt groter;
3 de
longen worden groter;
4 lucht
stroomt naar binnen.
- Uitademen:
1 het
middenrif beweegt omhoog (en de buikwand terug);
2 de
borstholte wordt kleiner;
3 de
longen worden kleiner;
4 lucht
stroomt naar buiten.
Feit 12
Je moet
de stoffen in sigaretterook kunnen noemen en de gevolgen van het binnenkrijgen
van deze stoffen kunnen beschrijven.
- Sigaretterook is een mengsel van gassen
en fijne teerdruppeltjes.
- Een van deze gassen is
koolstofmono-oxide (kolendamp).
- Door
koolstofmono-oxide kan het bloed minder zuurstof vervoeren.
- De fijne teerdruppeltjes bevatten o.a.
nicotine en verschillende andere kankerverwekkende stoffen.
- De
fijne teerdruppeltjes vormen een laagje aan de binnenwand van de longblaasjes.
Hierdoor wordt de gaswisseling in de longen verminderd.
Met
behulp van deze toets kun je zelf controleren of je 'kent en kunt' wat er in de
samenvatting staat. Noteer de antwoorden op het scoreblad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten